Verpleegkundige Irma: ‘Het werd te druk in haar hoofd’
Irma neemt ons mee tijdens haar dienst in het kamp op Lesbos, waar zij veel getraumatiseerde mensen treft. Ze vertelt: “Het is een koude avondshift met veel wind en regen als een jonge vrouw zich meldt in de kliniek. Ik begeleid haar naar de aangenaam warme Hospitainer. Ze vertelt dat ze al jaren klachten heeft aan haar benen - vooral haar knieën doen pijn. Vanavond bereikten de klachten een hoogtepunt. Helaas kunnen we niet veel meer doen dan passende oefeningen en paracetamol aanbieden.
Een paar uur later zie ik haar weer. Ze zit ineengedoken op een bankje. Ik zie dat ze een wond op haar onderbeen heeft en vraag in gebarentaal hoe dit komt. Ze reageert afwezig. Op mijn vraag of ze dit zelf heeft gedaan, knikt haar partner bevestigend. Ze vertelt dat ze is gevlucht en vier jonge kinderen heeft waarmee ze het contact is verloren. Ze huilt en draait haar hoofd weg. Ze wil weg uit dit kamp en hoopt dat wij haar kunnen helpen. Ik vraag haar waarom ze zichzelf heeft gesneden en verzorg de wond. Ze vertelt dat ze het zich niet meer herinnert; het werd te druk in haar hoofd. Ik check nogmaals of ik haar kan laten terugkeren naar haar tent. Gesprekken met de psycholoog waren al (op)gestart.
Tijdens een andere shift spreek ik een man van rond de veertig. Hij zegt dat hij de avond ervoor ook is geweest en dat paracetamol niet heeft geholpen tegen de onrust in zijn hoofd. Hij wil sterkere medicatie en absoluut geen psychologische ondersteuning. Naast uitleg over het feit dat medicatie niet de oplossing is, maar gesprekken handvaten en ruimte kunnen bieden om met de situatie om te gaan, kan ik hem niets bieden. De volgende ochtend komt hij voor een verbandwissel. Hij vertelt dat hij zijn arm en been met sigarettenpeuken heeft gebrandmerkt. Opnieuw geeft hij aan graag sterkere pijnstillers te willen zodat hij de onrust en pijn die hij ervaart niet hoeft te voelen.”